1. Vervroegde verliesaftrek (“carry-back”)
Ondernemers kunnen hun beroepsverliezen normaal gezien enkel overdragen naar de toekomst en aftrekken van winsten van toekomstige jaren. Realiseert u bijvoorbeeld in 2020 een verlies van € 100.000 en in 2021 een winst van € 150.000, dan betaalt u in 2021 belasting op een fiscale winst van € 50.000.
De regering wilt ondernemers echter sneller financiële ademruimte bieden en heeft daarom een éénmalige vervroegde verliesaftrek (“carry-back”) in het leven geroepen.
Hierdoor kan u het verwachte verlies van 2020 éénmalig aftrekken van de winsten van 2019, via een achterwaartse verliesverrekening. Verwacht u bijvoorbeeld in 2020 een verlies te realiseren van € 100.000, kan u dit al aftrekken van uw winsten van 2019. Op die manier zal u bij de belastingberekening van 2019 minder belasting moeten betalen of uw voorafbetalingen kunnen recupereren.
De vervroegde verliesaftrek is enerzijds beperkt tot het verlies dat u zal lijden in 2020 en anderzijds beperkt tot de winst die u gemaakt heeft in 2019.
De regeling kan zowel toegepast worden door eenmanszaken, vrije beroepsbeoefenaars als vennootschappen. Vennootschappen die afsluiten op 31-12 hebben zelfs de keuze om het verlies van 2020 af te trekken van de winst van 2019 of het verlies van 2021 af te trekken van de winst van 2020. Dit kan nuttig zijn als de negatieve gevolgen van de crisis met vertraging doorsijpelen in de winst van uw onderneming.
De vervroegde verliesaftrek is optioneel, niet verplicht. De keuze dient voor eenmanszaken en vrije beroepen gemaakt te worden in een afzonderlijke aangifte bij de aangifte personenbelasting van inkomstenjaar 2019, voor vennootschappen zal de vervroegde verliesaftrek aangevraagd kunnen worden via de aangifte vennootschapsbelasting. Indien de aangifte vennootschapsbelasting reeds is ingediend (bijvoorbeeld voor een boekjaar dat afsloot op 30-06-2019), zal u een rechtzetting moeten vragen of een bezwaarschrift moeten indienen.
Het is daarbij zeer belangrijk om het verwachte verlies van 2020 nauwkeurig te ramen. Indien u immers meer verwacht verlies aftrekt in 2019, dan u effectief verlies zal maken in 2020 (met een tolerantiemarge van 10 %), zal u een belastingverhoging of een afzonderlijke aanslag verschuldigd zijn.
De vervroegde verliesaftrek kan niet toegepast worden door vennootschappen die tussen 12 maart 2020 en de datum van indiening van de aangifte vennootschapsbelasting van aanslagjaar 2021 een dividend hebben uitgekeerd (ook uit de liquidatiereserves!), een kapitaalvermindering hebben doorgevoerd of hun eigen vermogen op een andere manier verminderd hebben. Daarnaast worden ook vennootschappen die een link hebben met belastingparadijzen uitgesloten van de regeling.
De wet die deze regeling mogelijk maakt, werd vandaag (1 juli 2020) gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
2. Wederopbouwreserve
Waar de bovenstaande regeling moet zorgen voor extra liquiditeit, voorziet de regering ook in de mogelijkheid om een belastingvrije wederopbouwreserve aan te leggen op de winsten van 2021, 2022 en 2023, tot maximaal het verlies dat geleden werd in 2020. Hiermee hoopt de regering naast de liquiditeit ook de solvabiliteit van de ondernemingen te ondersteunen.
Deze regeling is enkel van toepassing op vennootschappen die geen uitkeringen (dividend, kapitaalvermindering, …) hebben gedaan tussen 12 maart 2020 en de datum van indiening van de aangifte van aanslagjaar 2021 en vennootschappen die geen link hebben met belastingparadijzen.
De belastingvrijstelling is echter slechts tijdelijk. De wederopbouwreserve moet afgezonderd worden op de balans en wordt belastbaar op het moment dat ze wordt aangetast. Ze wordt ook belastbaar op het moment dat de vennootschap toch zou beslissen om een uitkering (dividenden, kapitaalvermindering, …) te doen. Daarnaast wordt de reserve ook belastbaar indien de totale loonmassa van het personeel zou dalen beneden 85 % van de loonmassa van 2019.
De regeling rond de wederopbouwreserve moet nog goedgekeurd worden in het parlement en is dus nog niet definitief.
3. Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing
Voor ondernemingen met personeelsleden die tijdelijk geen werk hadden, werd de eerste schok van de coronacrisis opgevangen door het regime van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. Dit regime werd verlengd tot 31 augustus 2020.
De regering wilt echter zoveel mogelijk werknemers terug aan de slag zien en moedigt de werkgevers daarin aan door een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de lonen van de werknemers.
Concreet voorziet de regering een vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing van 50 % op het verschil tussen de verschuldigde bedrijfsvoorheffing in respectievelijk juni, juli én augustus in vergelijking met de bedrijfsvoorheffing afgedragen in de maand mei 2020.
Heeft u bijvoorbeeld in mei geen bedrijfsvoorheffing doorgestort omdat al uw personeel op tijdelijke werkloosheid wegens overmacht stond én moet u in juni € 50.000 bedrijfsvoorheffing betalen, dan wordt u een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing verleend van € 25.000,00.
Om gebruik te kunnen maken van de regeling is vereist dat de werkgever gedurende een ononderbroken periode van minstens één maand tussen 12 maart 2020 en 31 mei 2020 gebruik heeft gemaakt van het stelsel van tijdelijke werkloosheid (ofwel wegens overmacht ofwel wegens economische redenen).
Bovendien mag de vennootschap geen uitkeringen hebben gedaan (dividenden, kapitaalverminderingen, etc.) tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020 en geen link hebben met belastingparadijzen (zie de voorwaarden hierboven).
4. Verhoging investeringsaftrek naar 25 %
Om ondernemingen aan te moedigen om te blijven investeren, wordt de gewone éénmalige investeringsaftrek verhoogd van 8 % naar 25 % voor investeringen die verkregen zijn of tot stand gebracht zijn tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020.
De investeringsaftrek is van toepassing op investeringen in nieuwe activa die uitsluitend gebruikt worden voor de beroepsactiviteit van de onderneming.
Daarnaast wordt de overdracht van de éénmalige investeringsaftrek van 2019 gebracht op 2 jaar (i.p.v. 1 jaar). Indien u in 2020 geen winst zou maken, zou deze overgedragen investeringsaftrek anders definitief verloren gaan.
5. Uitbreiding tax-shelter naar KMO’s
Er bestaat reeds enkele jaren een belastingvoordeel in de personenbelasting voor kapitaalverhogingen in startende ondernemingen, en sinds kort ook voor kapitaalverhogingen in groeibedrijven.
Dit regime (“tax-shelter”) wordt nu uitgebreid naar alle KMO-vennootschappen waarvan de omzet van 14 maart 2020 tot 30 april 2020 met minstens 30 % gedaald is ten opzichte van dezelfde periode in 2019.
Concreet heeft u recht op een belastingvermindering van 20 % in de personenbelasting op het bedrag van een kapitaalverhoging/inbreng in een dergelijke KMO-vennootschap, met een maximum van € 100.000. De maximale belastingvermindering bedraagt dus € 20.000. De vennootschap zelf kan maximaal € 250.000 ophalen via deze regeling.
In tegenstelling tot het regime bij start-ups en scale-ups komt een kapitaalverhoging door een bedrijfsleider wel in aanmerking voor de belastingvermindering. Door de kapitaalverhoging mag men echter niet meer dan 30 % van de aandelen van de vennootschap in het bezit krijgen.
Kapitaalverhogingen in managementvennootschappen, patrimoniumvennootschappen of vennootschappen die de sommen gebruiken om dividenden uit te keren of leningen te verstrekken zijn uitgesloten van het belastingvoordeel.
6. Receptiekosten 100 % aftrekbaar
De kosten van onthaal en receptiekosten worden uitzonderlijk voor 100 % aftrekbaar tot 31 december 2020. Er was eerst ook sprake om restaurantkosten 100 % aftrekbaar te maken, maar dat voorstel heeft het niet gehaald. Restaurantkosten blijven dus slechts voor 69 % aftrekbaar. Ook relatiegeschenken blijven maar voor 50 % aftrekbaar.
7. Consumptiecheques
Naast maaltijdcheques, ecocheques, etc. kunnen ondernemingen tot en met 31 december 2020 aan hun werknemers ook een “consumptiecheque” aanbieden van maximum € 300,00. Deze cheque is 100 % aftrekbaar voor de werkgever en vrijgesteld van belasting voor de werknemer en kan besteed worden in de horecasector.